Mijn oudste broer Pier, over wie ik in mijn vorige blog schreef, is plotseling overleden. De reus is geveld. Dat is ongelofelijk verdrietig, want hij is er niet meer. Het is in zekere zin ook een zegen, want hij was ziek en hem blijft een beroerde tijd bespaard. Bij zijn crematie mocht ik namens zijn vrouw en (klein)kinderen het verhaal van zijn leven vertellen. Wat een dankbare taak.
In dat intieme uur, in een onpersoonlijke aula, lag een prachtige wereld besloten: het leven van een geliefd man. Buiten klonken de vogels waar Pier zo van hield, door het raam zag je ze vliegen boven de Friese weilanden. Ik wou dat hij hier zelf was geweest, dacht ik steeds. Wat zou hij trots zijn. Ontroerd ook, door al die herinneringen bij de koffie-na-afloop. Luisterend naar de verhalen over de onvergetelijke vader en grootvader, die hij was. Vol begrip knikkend naar zijn liefdevolle echtgenote, net als hij een en al bescheidenheid. Een traan wegpinkend, bij het optreden van zijn muzikale kleinkinderen.
Voorafgaand sprak ik uitgebreid met zijn vrouw, twee dochters en zoon. Ik luisterde naar de verhalen. Het ging niet echt over wat Pier allemaal had gedaan – en geloof me, dat was veel – maar vooral over de mens, die hij was. Lief en zachtaardig. Geïnteresseerd, vol humor en ondernemingslust. De dag voor de uitvaart deelde ik het verhaal met hen, als een soort generale repetitie. Zij luisterden met z’n vieren, aan de telefoon. Het was zo intiem. Verdrietig, maar ook ontiegelijk troostend.
Beetje gek gezegd, maar eigenlijk zouden we onze begrafenis bij leven moeten vieren. Onze dierbaren nauwgezet bevragen op wat we waarderen in elkaar, onze dankbaarheid over en weer betuigen voor al het moois dat we delen, onze liefde tonen, ook en vooral in het kleine. Al die verhalen aanhoren, van begin tot eind.
Horen is meer dan een zintuig. Het is ook een sociale vaardigheid en dan heet het luisteren. Luisteren is meer dan je mond houden. Het betekent dat je er bent.
Kom zitten, vertel.